Verdere verruiming vrije advocaatkeuze bij rechtsbijstandsverzekering
De vrije advocaatkeuze
Zo’n 2,5 miljoen Nederlanders hebben een rechtsbijstandsverzekering. Het uitgangspunt voor veel rechtsbijstandsverzekeraars is dat een verzekerde wordt geholpen door een van de tientallen juristen of advocaten die in dienst van de rechtsbijstandsverzekeraar zijn.
Op het moment dat een gerechtelijke procedure gestart moet worden of tegen een verzekerde wordt gestart, dan heeft de verzekerde de keuze om (1) zich te laten bijstaan door een van de juristen/advocaten in dienst van de rechtsbijstandsverzekeraar of (2) zelf een (externe) advocaat in te schakelen. Dit laatste is de vrije advocaatkeuze.
De vrije advocaatkeuze is geregeld in een Europese richtlijn. Nederland heeft de regels uit de richtlijn vastgelegd in de Wet financieel toezicht (Wft). In de Nederlandse wet is geregeld dat een verzekerde zich in een procedure mag laten vertegenwoordigen door een externe advocaat.
Vrije advocaatkeuze bij alle gerechtelijke procedures, procedures bij het UWV en bezwaarprocedures in het bestuursrecht
Een paar jaar geleden ontstond er discussie of de vrije advocaatkeuze ook gold in procedures bij de rechter waarvoor het niet wettelijk verplicht is om een advocaat in te schakelen, bijvoorbeeld bij zaken voor de kantonrechter (zaken tegen een werkgever of zaken met een vordering tot € 25.000).
In 2013 heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat de richtlijn zo moet worden uitgelegd dat bij iedere gerechtelijke procedure de verzekerde mag kiezen tussen een jurist of advocaat van de rechtsbijstandsverzekeraar of een externe advocaat. Het recht op een vrije advocaatkeuze geldt dus ook voor een procedure waarvoor een advocaat volgens de wet niet verplicht is.
In 2016 is de vrije advocaatkeuze verder uitgebreid. Ook bij procedures bij het UWV of bezwaarprocedures in het bestuursrecht geldt de vrije advocaatkeuze.
Vrije advocaatkeuze ook in de fase voorafgaand aan een procedure
Op 14 mei 2020 heeft het Hof van Justitie zich opnieuw uitgelaten over het recht op de vrije advocaatkeuze. De Belgische Orde van Advocaten had aan het Hof van Justitie de vraag voorgelegd of voor een in de Belgische wet geregelde bemiddelingsprocedure, waarbij partijen buiten de rechter om overeenstemming bereiken maar de rechter bij het bereiken van een akkoord een soort toestemming geeft, ook de vrije advocaatkeuze geldt. Het Hof van Justitie oordeelde dat dit het geval is.
Het Verbond van Verzekeraars heeft zich recent op het standpunt gesteld dat de uitspraak van het Hof van Justitie niet voor Nederlandse rechtsbijstandsverzekeraars geldt. Dit omdat het in de zaak van het Hof van Justitie ging om de vraag of de vrije advocaatkeuze gold voor een in de Belgische wet geregelde (verplichte) gerechtelijke of buitengerechtelijke bemiddeling en wij in Nederland die specifieke regeling niet kennen.
Dat is naar mijn mening te kort door te bocht.
In veel letselschadezaken wordt buiten de rechter om een oplossing voor de zaak gezocht. Als een regeling wordt bereikt, dan wordt vaak een vaststellingsovereenkomst gesloten. Die vaststellingsovereenkomst hoeft meestal niet door de rechter goedgekeurd te worden, maar dit gebeurt wel als het gaat om een minderjarige of iemand die onder curatele of bewind staat. Voor dat soort zaken lijkt de uitspraak van het Hof van Justitie één op één van toepassing.
Ik meen dat de vrije advocaatkeuze verder gaat dan dat. Het Hof van Justitie heeft namelijk in zijn algemeenheid overwogen dat onder ‘gerechtelijke procedure’ in de zin van de richtlijn niet alleen de procedure zelf valt, maar ook de fase die daaraan voorafgaat en die kan leiden tot een gerechtelijke procedure. Volgens het Hof valt onder de vrije advocaatkeuze “elke fase die kan leiden tot een gerechtelijke procedure, zelfs een voorafgaande fase”.
Verder overwoog het Hof (i) dat het doel van de richtlijn is dat verzekerden in staat moeten worden gesteld om in een procedure bijgestaan te kunnen worden door dezelfde vertegenwoordiger als daarvoor, (ii) volgens het Hof de rechten van een rechtsbijstandsverzekerde ruim moeten worden uitgelegd en (iii) alternatieve methoden van geschillenbeslechting (denk aan mediation) moeten worden aangemoedigd en dat het in dat licht niet past om de vrije advocaatkeuze te beperken.
In dat licht meen ik dat uit de uitspraak kan worden afgeleid dat de vrije advocaatkeuze niet alleen geldt op het moment dat een procedure gestart moet worden, maar ook al daarvoor.
Amsterdam, 25 juni 2020
Heeft u vragen over dit blog, dan kunt u contact opnemen met de auteur, Mildred Brun.
Meer blogs
-
20 juli 2022 | Bojan Dekker
Amerikaanse toestanden
-
15 februari 2022 | Mildred Brun
Tuchtklacht tegen jeugdverpleegkundige
-
22 november 2021 | Irene Timmermans
Tijdig veilig stellen van de aanspraak op smartengeld