Civiele rechter laat zich uit over shockschade
Op 27 februari 2024 wees de civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest in een civielhoger beroep van een strafzaak, waarin het ging om de shockschadevordering van de nabestaanden van een meisje dat op 14-jarige leeftijd om het leven is gebracht door twee minderjarige jongens. Het arrest is om een aantal redenen bijzonder en relevant voor de rechtspraktijk.
- Het is de eerste keer dat een civiele rechter zich uitlaat over een shockschadevordering onder het nieuwe regime van de Hoge Raad sinds het Hoogeveen- en Buterwei-arrest;
- Het hof gaat in op de al dan niet “onverhoedsheid” van de confrontatie in het mortuarium. Het hof zegt daarover iets belangrijks:
“Ook al was de confrontatie niet onverhoeds en waren zij voorbereid op het zien van hun (ge)dode dochter en zus, uit hun verklaringen over wat zij gezien en ervaren hebben blijkt dat zij zich niet op de schok van confrontatie hebben voorbereid of kunnen voorbereiden, nog los van de vraag of dat voor hen tot een andere
reactie zou hebben geleid, waarbij, in het geval van de ouders, ook meespeelt dat zich dit alles binnen een tijdsbestek van nog geen 12 uren afspeelde.”
- Het hof gaat in op de samenloop tussen de reeds toegewezen affectieschadevorderingen - en de shockschadevorderingen en wijst een bedrag van 20.000 euro p.p. toe.
Arlette Schijns stond de nabestaanden bij in het civiele hoger beroep. Ruth Jager heeft de nabestaanden bijgestaan in het strafproces.