Aansprakelijkheid voor een vaccin tegen COVID-19
Het vaccineren tegen COVID-19 is inmiddels ook in Nederland gestart. We zagen op 6 januari 2021 dat verpleeghuismedewerker Sanna Elkadiri als eerste in Nederland het vaccin toegediend kreeg. Minister De Jonge was erbij en luidde de start van de vaccinatiecampagne in. Hij sprak van een “waanzinnig moment”. Ook Diederik Gommers was enthousiast nadat hij gevaccineerd was en vond het “echt een geweldig gevoel”.
De vaccinatie wordt door velen gezien als een belangrijke stap richting het einde van de ellende die COVID-19 de afgelopen tijd heeft veroorzaakt. Het is een middel om weer naar ons normale leven terug te keren, mensen weer te ontmoeten, en dierbaren weer te omhelzen.
In een vorig blog schreef mijn kantoorgenoot Irene Timmermans over de mogelijke aansprakelijkheid van de producent van het vaccin, wanneer het vaccin schade veroorzaakt. In dit blog ga ik nader in op de mogelijke aansprakelijkheid van de toedienende hulpverlener en de mogelijke aansprakelijkheid van de Rijksoverheid.
Aansprakelijkheid van hulpverlener
Het geven van vaccins is mensenwerk en wordt uitgevoerd door artsen, verpleegkundigen of andere hulpverleners. Als bedacht wordt dat Nederland circa 17,5 miljoen mensen telt, is de rekensom snel gemaakt dat de komende periode miljoenen prikken zullen worden gezet door hulpverleners. En we weten ook: waar gehakt wordt, vallen spaanders.
Wanneer een hulpverlener de vaccinatie door medisch onzorgvuldig handelen onjuist geeft, en daardoor letsel- of overlijdensschade wordt veroorzaakt bij een persoon, kan de hulpverlener aansprakelijk zijn en dient de (verzekeraar van de) hulpverlener deze schade te vergoeden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het niet steriliseren van een naald, of het onjuist zetten van de vaccinatie waardoor deze door het lichaam niet wordt opgenomen.
Zoals mijn kantoorgenoot Marco Zwagerman al schreef in een vorig blog, lijkt het bitter en wrang om hulpverleners aansprakelijk te stellen voor schade, juist omdat dit de helden zijn die aan het voorfront vechten om een halt te roepen aan deze epidemie. Het aansprakelijkheidsrecht heeft echter voldoende waarborgen ingebouwd die ervoor zorgen dat een hulpverlener (of diens verzekeraar) niet zomaar andermans schade hoeft te vergoeden.
Ten eerste zal gekeken moeten worden of de hulpverlener een medische fout heeft gemaakt. Zou een andere hulpverlener onder deze coronaomstandigheden hetzelfde hebben gedaan? Wanneer de hulpverlener is afgeweken van wat een collega onder dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan, kan sprake zijn van een medische fout.
Ten tweede is denkbaar dat de coronaomstandigheden ertoe leiden dat de hulpverlener niet aansprakelijk is, ook al staat vast dat hij een fout heeft gemaakt. Want voor aansprakelijkheid is ook nodig dat de medische fout de hulpverlener kan worden toegerekend.
Tot slot merkt mijn kantoorgenoot Marco Zwagerman in zijn blog op dat het slachtoffer moet aantonen (i) dat een fout is gemaakt en (ii) dat daardoor schade is ontstaan. Dat is een zware bewijslast.
Met andere woorden: het aansprakelijk stellen van een hulpverlener voor onzorgvuldig handelen bij het toedienen van het vaccin waardoor een ander schade lijdt, dient pas te gebeuren na een zorgvuldig onderzoek, maar blijft - óók in deze bijzondere coronatijden - een mogelijkheid voor het slachtoffer die niet noodzakelijkerwijs geschuwd moet worden.
Aansprakelijk van de Rijksoverheid
Verschillende soorten vaccins van diverse producenten zijn opgenomen in de vaccinatiestrategie van de Rijksoverheid. De Rijksoverheid dringt aan op vaccinatie tegen COVID-19. Het is daarbij de taak van de Rijksoverheid om de potentiële gebruikers volledig en adequaat te informeren over de mogelijke bijwerkingen van de verschillende COVID-19 vaccins, maar ook over de mate waarin gevaar van bijwerkingen van gebruik van de verschillende COVID-19 vaccins al dan niet in kaart zijn gebracht.
Wanneer achteraf blijkt dat bij één van de COVID-19 vaccins die gebruikt is in Nederland (ernstige) bijwerkingen optreden, zal moeten worden onderzocht (i) of de Rijksoverheid het juiste advies heeft gegeven om te laten vaccineren met het betreffende COVID-19 vaccin en (ii) of de Rijksoverheid verzuimd heeft om tijdig en volledig te informeren over de mogelijke gevaren van vaccinatie met het betreffende COVID-19 vaccin.
Met andere woorden: onderzocht zal dan moeten worden of de Rijksoverheid voldoende zorgvuldig heeft gehandeld jegens deze gedupeerde gevaccineerden. Is dat niet het geval, dan kan de Rijksoverheid onrechtmatig jegens deze groep hebben gehandeld en dient de Rijksoverheid de letsel- of overlijdensschade die daardoor is veroorzaakt (deels) te vergoeden. Daarnaast kan ook de producent van het betreffende COVID-19 vaccin aangesproken worden, zoals mijn kantoorgenoot Irene Timmermans beschreef in haar blog.
Tot slot
Ik hoop van harte dat de hierboven geschetste scenario’s theorie zullen blijven, en niet een donker toekomstbeeld schetsen. Ik sluit me voor nu daarom liever aan bij het enthousiasme van Gommers en De Jonge in de hoop dat het vaccinatieprogramma een groot succes wordt, en dat we over een tijd elkaar weer kunnen ontmoeten zonder restricties.
Amsterdam, 14 januari 2021
Heeft u vragen over dit blog, dan kunt u contact opnemen met de auteur, Laura-Jean van de Ven.
Meer blogs
-
1 mei 2023 | John Beer
Een bizarre gebeurtenis
-
16 maart 2023 | Laura-Jean van de Ven
Waarom ik fan ben van mediation
-
26 januari 2023 | Irene Timmermans
De schadevergoedingsmaatregel als vangnet voor het slachtoffer van een geweld- of zedenmisdrijf